Overweging

1 In “Het liturgisch jaar”, deel IV, 1956, N.V. Gooi & Sticht,Hilversum, blz. 69 e.v., vertaald en bewerkt door de monniken van St.Benedictusabdij in Mamelis-Vaals. 

Op 8 juni viert de Kerk het feest van het Allerheiligst Sacrament. Het evangelie van de H.Mis is genomen uit het evangelie volgens de H.Johannes 6,56-59 en luidt als volgt: “In die tijd sprak Jezus tot de scharen: Mijn Vlees is waarlijk spijs en mijn Bloed is waarlijk drank. Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals de Vader, die leeft, Mij heeft gezonden, en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Niet zoals uw vaderen het manna hebben gegeten en gestorven zijn. Wie dit brood eet, zal leven in eeuwigheid”. 

De toelichting van Dom Prosper Guéranger (1805-1875), voormalig abt van de Benedictijnerabdij Solesmes in Frankrijk, op dit sacrament luidt als volgt. De welbeminde leerling kon onmogelijk het stilzwijgen bewaren over het geheim van de liefde. Toen hij evenwel zijn evangelie schreef, was de instelling van dit sacrament reeds voldoende verhaald door de drie evangelisten die hem waren voorafgegaan en door St.Paulus, de apostel der heidenen. Zonder dus op deze goddelijke gebeurtenis terug te komen, vult hij hun verhaal aan met dat van de plechtige belofte die de Heer, één jaar vóór het Laatste Avondmaal had gedaan aan de oever van het meer van Tiberias. Die gebeurtenis met die belofte is verbonden met het verhaal van de wonderbare vermenigvuldiging van brood en vissen. Dit wonder had een grote menigte doen toestromen. Jezus stelt Zich aan hen voor als het ware Brood des Levens dat uit de hemel is neergedaald en dat, in tegen- 

stelling met het manna dat door Mozes aan de vaderen was gegeven, vrij-waart (bewaart) voor de eeuwige dood. Het leven is het eerste goed zoals de dood het laatste onheil is. Het leven is in God als in zijn bron (Ps.35, 10). Hij alleen kan Het – dat eeuwige Leven – mededelen aan wie Hij wil, Hij kan het teruggeven aan wie het verloren heeft. 

Het Woord Gods is onder de mensen gekomen, opdat zij het Leven zouden bezitten en het overvloedig zouden bezitten (Joh.10,10). En omdat het eigen is aan het voedsel het leven te vermeerderen en te onderhouden is het Woord Voedsel geworden, het levend en levengevend Voedsel neergedaald uit de hemel. Het Woord dat het eeuwig leven rechtstreeks put uit de schoot van de Vader, doet dit overstromen in zijn Vlees en alwie dit Vlees eet, ontvangt eveneens het eeuwig leven. Datgene wat van nature aan bederf onderhevig is, zegt de kerkvader en heilige Cyrillus van Alexandrië, kan alleen levend gemaakt worden door zijn lichamelijke vereniging met het Lichaam van Hem die van nature het Leven is; of zoals twee stukken was die door het vuur zijn samengesmolten voortaan slechts één stuk vormen, zo doet dit ook met ons en met Christus, en wel doordat wij deelnemen aan zijn Lichaam en zijn kostbaar Bloed. Dat Leven dan, dat schuilt in het Vlees van het Woord en dat in ons ons Leven is geworden, zal, evenals in Hem, evenmin door de eeuwige dood overwonnen kunnen worden: op de gesteld dag zal Het de boeien van de oude vijand afschud-den en in onze onsterfelijke lichamen triomferen over het bederf. Zo moest dus niet slechts de ziel vernieuwd worden door de aanraking met het Woord, maar moest ook zelfs dit aardse en grove lichaam, voor zover mogelijk, deel hebben aan de levenmakende kracht van de Geest, waarvan de Heer in Joh.6,64 spreekt. 

Zij die door het listig bedrog van hun vijanden vergif hebben ingenomen, maken de werking hiervan ongedaan door een tegengif. Maar zoals de do-delijke drank van het gif is doorgedrongen tot de ingewanden, zo moet dat ook de heilsdrank van het tegengif doordringen tot in de ingewanden om vandaaruit zijn genezende kracht in het gehele lichaam te verspreiden. Wij dan die (door de zonde) de vrucht van het verderf hebben geproefd, heb-ben een geneesmiddel nodig dat in ons de uiteengeslagen en in verwarring gebrachte bestanddelen van onze natuur opnieuw bijeenbrengt en daar-door met elkaar in overeenstemming doet zijn. Dat geneesmiddel moet tot in het diepste van ons wezen doordringen en de werking van het vergif teniet doen en verdrijven. Wat zal dat middel zijn? Niets anders dan het Lichaam (van de verrezen Christus). Dat Lichaam heeft bewezen, dat Het sterker is dan de dood en heeft voor ons het beginsel van het eeuwig leven bereid. Want zoals volgens het woord van de apostel Paulus een weinig zuurdesem het gehele deeg aan zich gelijk maakt, zo maakt ook het Li-chaam van Christus ons geheel aan Hem gelijkvormig. Maar niets kan uit zichzelf in ons lichaam binnendringen tenzij het gegeten of gedronken wordt. In overeenstemming hiermee kunnen het Lichaam en Bloed van Christus alleen dan een levendmakende kracht in ons worden, wanneer Zij genuttigd worden, aldus de heilige kerkvader St.Gregorius van Nyssa in Catechese 37. 

Hymne van de metten van het feest van het H.Hart van Jezus 

O zoete bron van al wat leeft, o Christus die verlossing geeft, 

die licht zijt uit des Vaders licht, en waarlijk God uit waarlijk God 

Gedreven door uw liefde neemt Gij ’t sterfelijke lichaam aan, 

een nieuwe Adam die herstelt al wat de oude had verdaan. 

De liefde die de wereld schiep, aarde en een sterrenheer, 

Was met de vaadren schuld begaan en brak de boeien om ons heen. 

Wijk nimmer uit ons hart, o Heer, die wonderschone liefdeskracht. 

De volkren putten uit die bron genade en barmhartigheid. 

Want hierom is uw hart gewond, hierom doorstak de lans uw zij, 

opdat die stroom ons wassen zou, van water en van bloed dooreen. 

U, Jezus, zij de heerlijkheid, wiens hart ons zoveel liefde geeft, 

U met de Vader en de Geest, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.