OVERWEGING MARIA LICHTMIS ([1])
De grijsaard droeg het Kind,
doch het Kind geleidde de grijsaard
Op 2 februari herdenken wij hoe de zalige Maagd het kind Jezus in de tempel heeft opgedragen. Veertig dagen na de geboorte in Bethlehem ging Maria naar de tempel van Jeruzalem om haar Kind aan de Heer op te dragen, zoals dat voorgeschreven stond in de wet de Heren. Christus openbaart zich als Licht van de volkeren aan Simeon en Anna. In de man en deze vrouw, oud van jaren, ontmoet het Oude Testament de reeds eeuwen verwachte Messias. Laten wij vandaag Maria begroeten, die de poort van de hemel is, want zij draagt de Koning van het heerlijke, nieuwe licht. De maagd Maria, de moeder van alle priesters, treedt naar voren in de tempel om haar Zoon te offeren. Simeon ontvangt Hem in zijn armen en hij verkondigt aan de volkeren: Deze is de Heer van leven en dood,de Zaligmaker van de wereld.
Maria offert Christus aan de Vader. Zoals er de wet geschreven stond, moet elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht aan de Heer worden toegewijd. Maria offerde het Lam Gods; het offerlam dat de welgestelde jood bij deze gelegenheid aan zijn Heer moest aanbieden, bezat zij niet. De moeder offert haar Kind en hierbij past het priesterlijk gebed: “Ontvang, heilige Vader, almachtige en eeuwige God, dit vlekkeloos Offer. Kom, Heiligmaker, almachtige, eeuwige God en zegen dit offer, dat tot verheerlijking van uw heilige naam bereid is”.
Maria, die het goddelijk geheim van haar Kind kende, moet de eigenlijke betekenis van dit handelen volgens de wet beseft hebben, nu het haar Kind, Gods eigen Zoon, betrof. Zij moet geweten hebben hoe geheel en al God Zich dit offer van haar eerstgeborene toe-eigende. Wellicht heeft zij die de voorspellingen over de Messias in de psalmen kende, reeds bij deze offerhandeling aan de consecratie van het kruis gedacht. Het merkwaardige woord van Simeon, die haar zegende, verwees hier reeds naar: “Hij is bestemd tot val en opstandig van velen in Israel en tot een teken van tegenspraak en ook een zwaard van droefheid zal uw eigen hart doorboren”. Het zwaard dat deze dag van het blijde geheim van de rozenkrans “Jezus wordt in de tempel aan God opgedragen”, overschaduwt en de oorzaak van onze blijdschap is; dat zwaard is de voorspelling dat Maria de Moeder van Smarten zal worden. Dit woord van Simeon maakt het Kind van vreugde voor Maria het Kind van haar zorgen.
Christus had Zich geopenbaard aan herders en koningen. De verschijning van Christus die reeds met Kerstmis en Driekoningen is gevierd, krijgt hier in de tempel haar voltooiing. Het Licht tot verlichting van de mensen straalt in de tempel en wordt door de getrouwen erkend. De rechtvaardige en godvrezende Simeon die zo verlangend uitzag naar de Vertroosting van Israel, vraagt in het volgende gebed dat een samenvatting is van de oudtestamentische Messiasverwachting: “Laat nu, o Heer, uw dienaar gaan in vrede naar uw woord. Want mijn ogen hebben uw heil aanschouwd, dat Gij bereid hebt voor het oog van alle mensen: een Licht tot verlichting van de heidenen en tot luister van Israel”.In dit gebed bad Simeon het avondgebed van zijn leven.
Wanneer de priester bij herdenking van dit feest ons de brandende kaars als symbool van Christus als het Licht van de wereld in handen geeft, zullen we denken aan Maria, die haar Kind, in de armen van Simeon heeft neergelegd.
Deze feestdag heeft bij de Grieken vroeger de titel gehad van het feest der “Ontmoeting”, omdat Simeon en Anna en in hen de gelovigen in de tempel de Heer ontmoet hebben. Simeon en Anna herkenden in deze ontmoeting die voor hen de vervulling van een diep levensverlangen was, hun heil. Telkens wanneer wij een kerk of kapel ingaan, waar het H.Misoffer wordt opgedragen zoals dat ons eeuwenlang overgeleverd is, doen wij dit om Christus te ontmoeten. Moge Maria ons dan haar Kind in onze armen leggen. Moge dan de Heilige Geest onze ogen openen, zodat ook wij ons heil erkennen.
“Zegene ons Maria met haar heilig Kind.”
[1] Ontleend aan het “Mediatieboek voor kloosterlingen” J.H.Gottmer, blz. 930-932.
ASWOENSDAG
Met Aswoensdag begint de veertigdaagse vasten. Het is de officielë, openbare boetetijd van de Kerk. Het is een tijd van boete en zuivering, maar nog meer een tijd van christelijke ascese, een tijd van ernstige bekering, van algehele zelfhervorming. Uiterlijke boetedoeningen zijn noodzakelijk maar niet voldoende. We moeten de schuld, de verdiende straf voor onze zonden door boetvaardigheid afkopen. Maar God vraagt meer. Hij wil, dat we het kwaad met wortel en tak uitroeien, de oude mens met zijn zonden, ongerechtigheden en slechte praktijken afleggen om de nieuwe mens, in Christus herboren, aan te trekken (Kol.3,9-10).
“Scheurt uw harten en niet uw klederen, en bekeert u tot de Heer, uw God, want Hij is goedertieren en barmhartig. Laat de goddeloze zijn wegen verlaten en de zondaar zijn slechte gedachten. Laat hij terugkeren tot de Heer en Hij zal Zich over hem ontfermen” (Joël,2,12-13).