Overweging

Homilie van de H.Bisschop Augustinus (354-430)

Het woord van Jezus:  “De Vader zal u op mijn gebed een andere Helper geven”, wijst erop, dat ook Hijzelf een Helper is. Is trouwens niet iedere voorspreker een helper? En over Christus is gezegd: “Wij hebben een Voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige”. Zijn uitspraak dat de wereld de Heilige Geest niet kan ontvangen, betekent hetzelfde als dat andere woord: “Het verlangen van het vlees staat vijandig tegenover God. Het onderwerpt zich niet aan Gods Wet, het kan dit niet eens”. Het is alsof wij zeggen: De ongerechtigheid kan geen gerechtigheid zijn. Met “wereld” bedoelt Jezus hier de liefhebbers van de wereld: hun liefde komt niet van de Vader. En daarom is deze liefde voor de wereld, die wij ons best doen te verminderen en kwijt te raken, tegenovergesteld aan de liefde voor God, die “in ons hart wordt uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken”. Dus “de wereld kan Hem niet ontvangen, omdat zij Hem niet ziet en niet kent”. Want de wereldgezindheid bezit niet de onzichtbare ogen waarmee de Heilige Geest kan worden waargenomen. Maar, gaat Jezus tot zijn leerlingen voort met: “Gij zult Hem kennen, want Hij zal bij u blijven en in u zijn”. In hen zijn om in hen te blijven; niet omgekeerd: in hen blijven om er te zijn; want “ergens zijn” gaat vooraf aan “ergens blijven”. Christus heeft echter dat “in u zijn” gezet achter dat “in u blijven”. Ter verduidelijking: ze (de apostelen) mochten niet denken, dat Hij bij hen zou verblijven als een zichtbare gast.

De Heilige Geest zien wij dus op onzichtbare wijze, maar als Hij niet in ons is, kunnen wij niets van Hem weten. Dat is niet vreemd, want op dezelfde wijze zien wij in ons ook ons geweten. Ja, andermans gezicht zien wij, ons eigen gezicht niet; ons eigen geweten echter zien wij, andermans geweten niet. Maar ons geweten heeft nergens een bestaan dan in ons zelf; de Heilige Geest echter kan ook zonder ons bestaan; om in ons te zijn, wordt Hij immers ons gegeven. Maar dat wij de Heilige Geest zien en kennen zoals het zou moeten zijn, dat kunnen wij niet zonder dat Hij in ons is. Na de toezegging van Jezus dat de Heilige Geest in ons is, mogen we niet gaan denken, dat de Heilige Geest in die mate in ons, dat Jezus zelf niet meer met ons zou zijn. Daarom die toevoeging “Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik keer tot u terug”. Ofschoon Gods Zoon ons als zonen geworven heeft voor zijn Vader en gewild heeft, dat wij zijn Vader ook tot onze Vader zouden hebben, toont Jezus ook zelf een vaderlijke genegenheid voor ons; Hij zegt immers: “Ik zal u niet als wezen achterlaten”. 

 “Romeins brevier“, eerste deel, J.H.Gotmer Haarlem en Desclee & Cie, Doornik